Albert wordt geboren, is al jong wees, komt onder voogdij en wordt opgevoed door vier tantes.  Hij komt in de klas met twee jongens uit toneelfamilies, ziet grote acteurs aan het werk en speelt in schoolvoorstellingen. Hij wil aan het toneel, maar wordt klerk bij de spoorwegen en neemt toneelles.

 

Albert is nog heel jong als zijn ouders en grootouders overlijden en hij gescheiden wordt van zijn broers en zusters. Hij zegt later dat zijn moeder hem een droom meegaf en een verlangen die te verwezelijken. Mogelijk ligt bij haar het begin van zijn verhevigde gevoel voor al het wezenlijke en emotionele wat een mens beroert, zoals de sociale omstandigheden waaraan zijn ouders ten gronde gaan. Van zijn vader erft hij mogelijk het introverte en serieuze, van zijn moeder het extraverte en spirituele. Omdat hij uit een groot gezin komt, maar als enig kind opgroeit, wordt hij een individualist met een verlangen bij een gemeenschap te horen. Dankzij vier tantes, die hem verder liefdevol opvoeden, komt hij toch ongeschonden door zijn jeugd. Omdat ze hem verwennen en hij bij hen materieel niets te kort komt, toont hij weinig interesse in de dagelijkse beslommeringen en praktische vaardigheden, maar des te meer in de poëzie en het toneel waar hij in zijn puberteit mee in aanraking komt.

 

1889 Het gezin, geboorte van Albertus Wilhelmus van Dalsum, overlijden moeder
De ouders van Albert van Dalsum komen uit katholieke arbeidersgezinnen in Haarlem (van moederszijde uit de Frankenstraat bij de Grote Markt). Zijn vader Hendrik Lambertus van Dalsum (1852 - 1897), roepnaam Hein, trouwt in 1880 met Helena Hendrika Visscher (1850 - 1889), roepnaam Leen. Ze krijgen in negen jaar zeven kinderen, vier zoons en drie dochters. Albert is de jongste. Leen is zwak van gezondheid. Ze overleeft de bevalling van haar vijfde kind al nauwelijks. Hein is wagenmaker aan het spoor. Zijn loon is karig. Het is een tijd van opkomende industriële welvaart, maar arbeiders leven nog in armoede, er is woningnood en er zijn geen sociale voorzieningen. Ze verhuizen ongeveer in 1887 naar de Overtoom in Amsterdam, die ontsloten wordt voor de industrie, maar nog niet gedempt is en dan nog bij de gemeente Nieuwer-Amstel hoort. Daar wordt Albert 4 januari 1889 geboren. Na deze bevalling is Leen zo verzwakt, dat ze een half jaar na de geboorte van Albert op 38jarige leeftijd overlijdt.

 

Albert en zijn ouders

 

1892, 3 jaar. Onder toeziende voogdij
De toestand is precair. Hein moet de kost verdienen en kan niet voor de kinderen zorgen. Hij krijgt enige financiële steun van familieleden, maar veel is het niet. Jans Visscher, een jongere zuster van Leen, helpt met het opvangen van de kinderen, maar financieel en voor de opvoeding moet er een oplossing komen. Zoals in Albert's geboortejaar te zien was op de Wereldtentoonstelling in Parijs (met de Eiffeltoren), draait de industrie op volle toeren door nieuwe technische toepassingen. Voor de grondstoffen moeten verre gebieden per spoor ontsloten worden. Daar is het geld te verdienen. Hein besluit naar Nederlands-Indië te vertrekken, om in Semarang op Java bij de Nederlands-Indische Spoorweg Maatschappij te gaan werken. Hij stelt een broer van Leen aan als toeziend voogd over zijn kinderen, die dan 11, 9, 8, 6, 4 en 3 jaar oud zijn. Deze Jan Visscher, een timmerman uit Haarlem, is net zelf ontgoocheld en berooid wegens uitbuiting en eenzaamheid uit de USA teruggekomen, waar ook hij was heengegaan om werk te vinden.

 

Onder toeziende voogdij

 

1893, 4 jaar. Vader naar Nederlands-Indië, Albert bij zijn grootouders
Hein vertrekt naar Java. Albert is op zijn vierde eigenlijk al wees, want hij zal zijn vader nooit meer terugzien. De drie oudste jongens komen bij hun toeziend voogd in Haarlem. Ook de drie meisjes vinden samen onderdak. Albert, die als zevende en jongste overblijft, komt in zijn eentje terecht bij zijn grootouders van vaders kant aan de Keizersgracht 513 in Amsterdam.  

 

1895, 6 jaar. Overlijden grootouders, opvoeding door vier tantes
Na het overlijden van beide grootouders trekken vier ongetrouwde tantes van Albert  in het huis. Ze voeden hem liefdevol verder op. Later verhuizen ze naar de Prinsengracht 729.


Prinsengracht 729

 

1897, 8 jaar. Overlijden vader, onder voogdij
Hein sterft op 45 jarige leeftijd in het ziekenhuis van Salatiga op Java als gevolg van een leverziekte. Albert staat nu onder  voogdij van zijn oom tot hij meerderjarig is.

 

Brief aan voogd Visscher over het overlijden van Hein

 

1901 - 1904, 12 - 15 jaar. Met Cor Ruys en Dolf Bouwmeester op de HBS, bijnaam Dal, schoolvoorstellingen, aanraking met schilderkunst, zakt voor eindexamen
Albert gaat naar de 3jarige HBS aan de Weteringschans in Amsterdam, een ongebruikelijke luxe voor een arbeiderskind. Hij komt in de klas bij twee jongens uit toneelfamilies, Cor Ruys en Adolf Bouwmeester, waarmee hij toneel speelt en grote acteurs als Louis Bouwmeester en Willem Royaards aan het werk ziet. Vanaf nu is zijn bijnaam Dal. Met de kunst gaat het goed, maar hij zakt voor zijn eindexamen en maakt de HBS niet af.

 

Het trio Dal-Dol-Cor

 

Ziet Louis Bouwmeester, de legendarische oom van zijn klasgenoot Adolf

 

1905, 16  jaar. Timmermansleerling, opkomst expressionisme: Die Brücke
Dolf is naar de toneelschool in Sankt Gallen (Zwitserland) en Cor debuteert al bij de Nederlandse ToneelVereniging. Maar Albert moet nu van zijn voogd, die weet wat armoede is, een degelijk vak leren waarmee hij zijn brood kan verdienen. Omdat de voogd zelf timmerman is, wordt Albert zo tegen zijn zin timmermansleerling.

 

Timmermansleerling

 

Uit onvrede met de academische kunst en geïinspireerd door Edward Munch en Vincent van Gogh, richten jonge expressionistische schilders in Dresden de schildersvereniging Die Brücke op.

 

1906, 17 jaar. Klerk bij het spoor, toneelles van Jan C. de Vos sr.
Vroeger werd haast iedereen verboden aan het toneel te gaan. En dan moest je doorbijten en doorzetten om er toch te komen. Die strijd heb ik ook gehad. Mijn voogd gaf mij geen toestemming bij het toneel te gaan en ... kwam ik als kantoorklerk te werken bij de controleafdeling van het Hollandsche Spoor op het Centraal Station. Mijn voogd zei mij: Dat is veel beter voor je, toneel is geen beroep, daar doe jij niet aan mee. Maar ik verlangde naar het toneel ... en van mijn zelfverdiende geld nam ik lessen bij Jan C. de Vos sr. Op kantoor vonden ze het heel raar, maar mijn voogd verbood het niet.

 

Les van Jan C. de Vos sr.

 

1907, 18 jaar. De beleving van Albert van Dalsum, kubisme in Parijs
Wegens broederdienst is Albert vrijgesteld van militaire dienstplicht. Hij gaat naar een van de eerste opvoeringen van Uitkomst van Herman Heijermans met de actrice Tilly Lus. De sfeer die nachtelijk Amsterdam in hem oproept illustreert de intensiteit van zijn beleving. 

 

Een expressionistische beleving

 

Opkomst van een nieuwe schilderkunst: het kubisme van Picasso en Braque.

 

1908, 19 jaar. Willem Royaards en Eduard Verkade, De koopman van Venetië met Dolf Bouwmeester, Janus Tulp

Willem Rooyaards, de belangrijkste toneelvernieuwer van die tijd, richt zijn gezelschap Het Tooneel op. Ook de opkomende toneelvernieuwer Eduard Verkade sticht een gezelschap: De Haghespelers. Bij beiden zal Van Dalsum later spelen. Albert ziet Verkade in de rol van Hamlet, wat hij ondergaat als een verzet tegen stoffige traditie. Tegen doodgelopen realisme en holle romantiek. Geen 'jeune premier' meer met behaaglijke maniertjes maar een bijtend protest van jeugd tegen het maatschappelijk bestel. Dolf is terug uit Zwitserland en haalt een ongelooflijk staaltje uit. Hij speelt in het Paleis voor Volksvlijt in het Duits de hoofdrol in De koopman van Venetië van Shakespeare, terwijl zijn beroemde oom Louis met dezelfde rol door het land trekt. Een 18jarige Shylock!, de kranten staan er vol van. Daarna wordt hij geëngageerd bij de Kon. Ver. Het Nederlands Toneel met de belofte dat hij grote klassieke rollen mag spelen. Adolf Bouwmeester had op de toneelschool in Sankt Gallen alle grote rollen van zijn beroemde oom Louis gespeeld. Toen hij terugkwam is hij me komen vragen of ik met hem op tournee wou. Ik zat nog bij het Hollandse Spoor, maar ik kon veertien dagen vakantie nemen. We zouden De Koopman  doen. Ik de Prins van Marokko en de Doge, Dolf Shylock. En hij imiteerde zijn oom  voortreffelijk. We zijn er mee op reis gegaan en het is griezelig, maar hij had net zoveel succes als zijn oom. Het was ook als twee druppels water. Overal bravo-geroep. Zij braken de zaal af.

Daarna speelt hij, mogelijk door toedoen van zijn leermeester Jan C. de Vos, bij Het Hollands Toneelgezelschap van Van Lier de rol van schipper in het blijspel Janus Tulp van Justus van Maurik (TheaterEncyclopedie TIN).

 

1909, 20 jaar. Lucifer, plannen
Speelt als amateur in het Paleis voor het Volksvlijt Lucifer in het gelijknamige stuk van Vondel in een liefdadigheids voorstelling van de Amsterdamse Vondelvereniging. Hij heeft de smaak te pakken, er is geen houden meer aan. Hij wil zich zo snel mogelijk aan zijn voogd onttrekken, ontslag bij het spoor nemen en bij het beroepstoneel gaan.