Samarang September 1897

Waarde Heer Visscher!

 

... Nu was de dokter hier te Samarang wel bang voor lever ziekte, doch wist zulks nog niet zeker maar dacht dat het te Salatiga in de koude wel beter zoude worden. Nu is van Dalsum eerst in het Hotel geweest en onder behandeling van een Militaire dokter (anders is daar geen dokter) dat heeft zo een maand gelopen en hij werd al zieker, zodat de dokter hem zeide dat hij naar het Hospitaal moest dat hij hem aldan beter konde behandelen, doch hij werd steeds zieker.

 

Er is toen besloten door zijn Chef hier te Samarang om hem met een jaar verlof met behoud van half tractement en natuurlijk vrije passage naar Nederland te zenden; er was reeds passage voor hem besproken, en zoude dan Vrijdags aan boord gaan (de rechte datum is mij ontschoten). De asp[irant] wagenmeester welke direkt onder hem staat is des donderdags naar Salatiga vertrokken om hem te halen dan zoude hij met de eerste trein des vrijdags hier aankomen, en direkt aan boord gebracht zijn geworden. Toen de Heer Bruining kwam om hem te halen (er was toen juist een andere dokter gekomen die hem behandelde, de andere was overgeplaatst) weigerde [de dokter] positief om hem te vervoeren en de Heer Bruining moest dus onverichte zaken terug keren; dat is toen nog een 14 dagen of zoo aangelopen, en is nog 3 dagen voor zijn dood geopereerd aan een lever abces, doch met geen gewenst gevolg, en het einde is U bekend. Nu vinden wij wel dat die operatie te laat heeft plaatsgehad. Toen hij als ’t ware geheel uitgeput was, doch kunnen daar als leek niet over oordelen. Hij is des zondags morgens overleden en de maandags te Salatiga begraven.

 

U vraagt mij of hij nog geestelijke bijstand heeft gehad. Zoo ver ik weet niet. Er is wel geen pastoor te Salatiga, doch als er iemand is welke geestelijke bijstand verlangd, wordt er dadelijk getelegrafeerd naar Ambarawa of Samarang. Ener komt met de eerste gelegenheid de beste. V.Dalsum was op Godsdienstig gebied zeer vrijzinnig en ik geloof ook niet dat hij aan de Kerk veel deed, tenminste daar heb ik nimmer iets van bemerkt.

Wat zijn privaat leven aanbetreft weet ik niets ten nadelen van hem. Hij kwam wel eens bij mij thuis des avonds. Over zijn zaken heeft hij mij weinig gesproken en weet daar niets van af. daar hij toch over het algemeen niet veel sprak. Ik heb hem wel eens aangetroffen dat hij in zich zelve gekeerd was, maar een ieder in het dagelijkse leven heeft soms iets in zijn hoofd waar een ander niet mede te maken heeft en dan moet zulks geëerbiedigd worden. Wel heeft hij mij wel eens gesproken over zijn oudste zoon welke zich ten Uwe bevindt en was er niet erg wel over dat die jongen geen ambacht wilde leren en nu al een fiets wilde hebben. Hij had hem gevraagd dat hij nu positief moest opgeven wat hij worden wilde, en geen heertje spelen, dat dit niet aanging. Hij scheen daar over wel eens bezorgt te zijn. Als hij een goed ambacht leerde dan was dat toch beter.

 

Ik heb juist enige dagen geleden een schrijven gehad van de zusters van v Dalsum te Amsterdam en verzoeken mij om een dood acte voor er aleer iets gedaan kan worden in deze omstandigheid. Ik heb daar al om geschreven en zoo gauw die in mijn bezit is zal ik die dadelijk opzenden.

 

Ziedaar waarde Heer Visscher een antwoord op Uw schrijven en hoop U dermate voldaan te hebben. Mocht er echter nog iets zijn dat U wenst te weten, wendt U gerust tot mij en ik zal het mij een eer rekenen U van dienst te kunnen zijn. Ontvang met U familie en kinderen mijn beste groette.

 

Toegenegen: Uw Tiggelman

 

Semarangsch Handelsblad 28 juni 1897

Semarangsch Handelsblad 28 juni 1897

  Terug