Na het overlijden van zijn vrouw besluit Albert's vader naar Nederlands-Indiƫ te vertrekken, omdat hij in Nederland onvoldoende werk en inkomen voor zijn gezin kan vinden. Daarom verzoekt hij 2 december 1892 rechter Arnold van der Mersch van het kantongerecht Haarlem Jan Visscher, een broer van zijn vrouw, tot toeziend voogd over zijn kinderen te benoemen.

 

De acte vermeldt de comparanten van vaderszijde:
1. Albertus Josephus Cornelis van Dalsum, deurwaarder, wonend te Zaandam, oom, die zich laat vertegenwoordigen door de gerechtsdeurwaarder.
2. Louis Adriaan van Dalsum, ijzerhandelaar te Rotterdam, oom, die zich laat vertegenwoordigen door de concierge.
en de comparanten van moederszijde:
3. Johannes Visscher, timmerman, wonende in Haarlem, oom.
4. Johannes Franciscus Wolffenbuttel, spekslager, wonende te Haarlem, behuwdoom.

 

Zoals afgesproken blijkt Jan Visscher de rechte man te zijn, waarop deze onder het opsteken van de twee voorste vingers van de rechterhand en het uitspreken der woorden "Zoo waarlijk helpe mij God Almachtig!" in onze handen afgelegd den eed, dat hij zijne plicht als toezienden voogd deugdelijk en getrouwelijk zal waarnemen.

 

Met die deugdelijkheid zal Albert nog wat te stellen krijgen. Schrijfgeld f 1,40, wat alleszins redelijk lijkt voor zeven pagina's schoonschrift op geschept papier. Afgebeeld blad 5 met de namen van de kinderen en hun toeziend voogd.

 

Collectie SvD

  Terug