Van Dalsum vond Royaards een fascinerende voordrachtskunstenaar. Die had twee programma's. Een met eigentijds werk van Tachtigers als Kloos en Gorter, aangevuld met klassieken (o.a. Vondel en Hooft), en een Multatuli programma. Hij hield deze voordrachten in de grote concertzaal van het toenmalige Paleis voor Volksvlijt op het Frederiksplein, een paleis geconstrueerd uit ijzer en glas als een proeve van nieuwe bouwtechniek. Als jongen van zestien jaar heb ik enkele van deze zondagmiddagvoordrachten bijgewoond. De entreeprijzen waren vijftig cent en een kwartje.

 

Over deze Multatuli voordrachten vertelt hij Ton Lutz:

 

,,Zijn Multatuli-voordrachten waren bijvoorbeeld geweldig. Ik heb het meegemaakt in het Paleis van Volksvlijt in Amsterdam. De stoelen kraakten er dat het een lust was, maar niet als hij bezig was. De mensen zaten op eieren. Doodstil was het.
,,Hij trad op in een manchesterpak. De gewoonte was toen een geklede
jas met streepjesbroek, maar hij vond dat zeker niet passen bij Mutatuli.
,,Toen ik er een middag was stond het podium vol met palmen. Om op de plek te komen waar hij zou spreken moest hij zig-zag vijf meter naar links en zig-zag vijf meter naar rechts en nog eens, wel viermaal op z’n minst. Toen hij ten slotte was waar hij zijn moest, greep hij naar zijn borstzakje, vertwijfelde een moment en zei met hoogrode kleur:
,,Dames en heren, U moe-t mij excuse-ren (Van Dalsum imiteert met langgerekte klinkers), ik - eh - heb mijn za-kdoe-k verge-ten.” Zig-zag ging hij terug, zig-zag kwam hij weer. Het publiek applaudisseerde. Hij begon.
 ,,Merkwaardig he? Ja- ja, merkwaardig.” En ineens krijgt zijn verhaal weer vorm voor hem... Er is een stilte, zijn ogen knijpen toe, hij kijkt mij aan en zegt: ,,Merkwaardig hè?, verbazingwekkend hè?”, en dan barst er een donderende lach los.
,,Ja, zo was de man. IJdel, zeggen de mensen. Och, als je een zakdoek nodig hebt en je geneert je niet om tweemaal die geweldige palmentocht te maken, dan — ja wat zal ik zeggen? — ‘n beetje onhandig hè?, wereldvreemd, ik bedoel, een groot man. Een gezagsdrager, zeer opvliegend (de blauwe ogen lichten op), maar hij was het weer gauw vergeten ook. Ja, een groot kind.”

 

 
  Terug