Na Defresne's imponerende Elektra met muziek van Diepenbrock vraagt de Wagnervereniging Van Dalsum voor de regie van Een Midzomernachtdroom van Shakespeare met de muziek van Mendelssohn, uitgevoerd door het Concertgebouworkest onder leiding van Willem Mengelberg. Hij ontwerpt ook de decors en speelt Oberon. Do van Dalsum doet de choreografie van de elfjes. De galapremière wordt bijgewoond door prinses Juliana, de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen en door de burgermeester van Amsterdam. De voorstelling heeft groot succes, maar niet alle critici zijn enthousiast.

 

t61

V.l.n.r. Van Dalsum, Willem Mengelberg en Eduard van Beinum tijdens een repetitie van Een Midzomernachtsdroom

 

Aan het eind van de Midzomernachtsdroom wendt Puck zich tot het publiek met de woorden: „Heeft dit schimmenspel mishaagd, denkt dan dat ge in sluimering laagt." Deze vraag is voor mij het uitgangspunt voor de regie geweest. Een schimmenspel, een vluchtige droom, een mensenwereld wier lot een nacht verweven wordt met de geheimnisvolle wereld der natuur, en dan weer losgelaten wordt in het zogenaamde „reële" leven. Het is de magie van het bos, die ik in mijn enscenering heb willen grijpen. Daarom heb ik mij de elfenwereld klein gedacht ten opzichte van de mensen en ik laat de elfendansen door kinderen doen, die de ijle en vluchtige sfeer van deze geheimzinnige wezentjes beter te benaderen weten. Immers Shakespeare zelf heeft er in de tekst duidelijk op gezinspeeld, dat hij deze elfenwereld bevolkt zag met kleine watervlugge wezens "Die heel hun troep verschrikt in eikenmapjes schuilen deden". Zo klein heb ik ze in werkelijkheid niet kunnen vinden, maar het is een richtsnoer voor mijn fantasie geweest. Daartegenover zijn in het decor sterk vergrote plant- en bloemvormen geplaatst, om deze suggestie te verhogen.

 

t62

Ontwerp voor de vergrote plant- en bloemvormen. Foto collectie SvD

 

De dramatische handeling van Een midzomernachtsdroom wordt geschraagd door twee elementen: het reële leven der mensen en het irreële van de elfenwereld. Door deze constructie werd het probleem van de grondverdeling op de eerste plaats gesteld. Het irreële stelt zich in de verbeelding boven het reële. Hieruit zou dus voortvloeien een decor bestaande uit twee speelvlakken, waarvan het ene aanmerkelijk hoger ligt dan het andere. Het eigenaardige doet zich nu in Midzomernachtsdroom voor, dat deze beide werelden niet afgescheiden van elkaar hun dramatisch leven leiden. Integendeel, het drama ontleent zijn betekenis en zijn spanning juist aan het feit, dat de bedoelde constructieve elementen elkaar gaan beïnvloeden, samenvloeien, een geheel van handeling gaan vormen. De grondbouw van het decor moest dus voldoen aan twee eisen, ten eerste twee speelvlakken, die, ten tweede, in elkaar kunnen vervloeien en een geheel vormen. Door deze vaststelling werd een zich naar boven slingerend spiraalvormig speelvlak onvermijdelijk.
Ik werd te meer van de noodzakelijkheid van een spiraalbouw overtuigd, doordat het ritme van de handeling een speelse muzikaliteit is, een eigenschap, die door het karakter en de figuren van Mendelssohn’s muziek nog versterkt wordt. Bij dit stuk en bij deze muziek behoren geen rechte, maar ronde, wegcirkelende lijnen. En waar rechte lijnen onvermijdelijk zijn, zoals bij de pilaren van het paleis, dienen deze ijl, doorzichtig, zwevend te zijn.
In wezen moet het decor van de ‘droom der dromen’ zweven. Ik heb dit trachten te bereiken door hout zoveel mogelijk bij de bouw te vermijden. De platform-constructie liet ik ten eerste zichtbaar zijn en ten tweede van staal vervaardigen. Op deze naar boven wegslingerende vloerverdeling heb ik de uitdrukking van het in wezen toch naast elkaar levende reële en irreële trachten te behouden in een principiële verandering van het bos op het ogenblik, dat de droomwereld der elfen er bezit van neemt en wel op gaas aangebrachte vergrote bloemvormen (De Tribune, 22 mei 1936).

 

t63

Pastelschets voor het reële nachtbos. Collectie TIN, foto SvD

 

De vergroting van de natuurlijke afmetingen heeft tevens tot doel de elfenwereld onwezenlijk klein te doen schijnen, een bedoeling, welke mij tevens deed besluiten de elfen door kinderen te laten uitbeelden. Ik meende Shakespeare meer recht te doen, indien ik het zwaarste accent legde op het innerlijke, op het onwezenlijke, waardoor de magie van het nachtbos de sterkste werking krijgt.

 

t64

Ontwerp voor het magische nachtbos. Voor het achterdoek van het reële nachtbos is een gaasdoek gehangen waarop de sprookjesachtige nachtflora is geschilderd. Collectie en foto TIN

 

Ter Braak vindt de verbinding tussen de reële en de irreële wereld niet echt geslaagd. De spiraalvormige stalen constructie doet hem denken aan radio Kootwijk. "Warmte komt er pas, als het werkelijk bijzonder suggestieve nachtbosdecor wordt opgezet; van dat moment af neemt de spanning toe; de bloemmotieven en lichteffecten zijn hier dikwijls uitmuntend om de toverachtige sfeer te versterken, zonder dat alles in toverij opgaat. Ook de oplossing van het 'spel in het spel' is zeer geslaagd, zodat men gaandeweg van zijn gereserveerde houding terugkomt."

 

(Citaten van Van Dalsum uit het programmaboekje en een interview met het ANP. Ter Braak in Het Vaderland (22 mei 1936), die met 'spel in het spel' bedoelt de vermakelijke toneelrepetities van Spoel de wever (Oscar Tourniaire) en zijn maten in het bos)

  Terug