Van Dalsum regisseert De roman van John Loving (Days without end)van Eugene O'Neill in de vertaling van Do van Dalsum en speelt John. De voorstelling en de acteurs krijgen alle lof, maar de katholieke pers is verontwaardigd over de veranderde slotscène.

 

De gespletenheid van John Loving wordt in het stuk letterlijk verbeeld door twee figuren, John en Loving, die elk een innerlijke kant spelen. John is de zoeker naar waarheid en de zin van het leven. Hij heeft door de tragische dood van zijn ouders al jong zijn geloof in God verloren en komt via het atheïsme, socialisme, anarchisme, Nietzsche, communisme, oosterse filosofie, numerologie en de evolutie uiteindelijk tot de conclusie dat alleen de liefde zin aan het leven geeft. De gemaskerde Loving is de cynische zelf-destructieve nihilist in hem, die stelt dat er geen zin is: het leven eindigt met de dood, meer zin is er niet.

 

John schrijft een roman, die eigenlijk zijn autobiografie is. Die wil hij laten eindigen met een verzoening: een vrouw vergeeft haar man een zwaar vergrijp. Voor Loving moet het einde de dood van de vrouw en de zelfmoord van de man zijn. Als John de roman aan zijn vrouw Elsa voorleest, wordt ons en haar duidelijk wat dat zware vergrijp is: John heeft een affaire gehad met de vriendin van zijn vrouw. Het Loving-einde dreigt werkelijkheid te worden, want Elsa krijgt een longontsteking en ligt op sterven. Maar het John-einde overwint: ze haalt het en vergeeft hem. John sleept Loving mee naar de kerk van zijn jeugd en bekeert zich voor het kruis op het altaar tot het katholicisme, waarmee zijn nihilistische alter-ego oplost. Met het geloof in God heeft hij zichzelf hervonden.

 

Van Dalsum heeft eveneens zijn Katholieke geloof verloren, maar niet zijn religieuze gevoel, en ook hij kon zijn heil niet vinden in Nietzsche en het communisme. Tot zover kan hij zich met John identificeren, maar niet met die katholieke afloop. Wat hij onder religieus verstaat - de verbondenheid met een hogere realiteit - is vaak misverstaan en dat geldt waarschijnlijk ook voor O'Neill.

 

Het stuk is autobiografisch. O'Neill voelde zich schuldig wegens een dergelijke buitenechtelijke relatie, hij worstelde met zijn eigen bekering tot het Katholicisme en al evenzeer met Days without end, waarvoor hij acht versies schreef met slotscènes die varieerden van de vervloeking van God tot de bekering tot God. Wat in Amerika gebeurde, gebeurt hier ook. De critici vinden het stuk en het slot zwak, behalve de katholieke pers. Zo verwijt A. van Domburg Van Dalsum in De Tijd, dat hij de bekering in de kerk schrapt en het slot verplaatst naar het dakterras van een wolkenkrabber, want O'Neill had het stuk uitgesproken katholiek bedoeld, het is niet aan Van Dalsum om te bepalen of het stuk katholiek dogmatisch is, en "Wie de waarachtigheid van zijn persoonlijke gevoelens, zoals de heer van Dalsum zegt, vóór alles stelt, moet geen toneelspeler worden."

 

Het is inderdaad de vraag in hoeverre een stuk veranderd mag worden, maar Van Dalsum interpreteert de intentie van O'Neill goed; die is identiek met de zijne. De eenzame hoogte van de wolkenkrabber symboliseert vervreemding: Is onze Westerse cultuur niet arm, omdat zij het contact, het onmiddellijke, niet bedachte contact, met die hogere realiteit, die achter de feitelijke ligt niet meer kan terugvinden? - is dat niet een van de oorzaken, waarom mensen elkaar zo moeilijk meer begrijpen, geeft het ons niet het gevoel van ‘ondergang’, ondanks onze technische overwinningen, waar wij zo prat op gaan?

 

O'Neill zegt in een brief hetzelfde. Hij bedoelt met Days without end: "the roots of the sickness of today as I feel it - the death of the old God and the failure of Science and Materialism to give any satisfying new One for the surviving primitive religious instinct to find meaning for life in, and to comfort its fears of death with". Dit is precies de strekking van de beginselverklaring Kunst is levensbesef , die Van Dalsum al zeventien jaar vóór het verschijnen van Days without end publiceerde (zie 1916).

  Terug