Een theaterdirecteur stelt in een discussie met een toneelschrijver:

"Men moet de mensen op de planken sensatie en romantiek van girls en spuitende fonteinen voorzetten, want daarvoor komen zij naar de schouwburg. Niemand komt om zijn eigen werkelijke moeilijkheden nog eens voor zich te zien ... De toneelschrijver gaat daar niet mee accoord; hoewel hij met zijn zakelijke helft het gelijk van de ander moet erkennen, protesteert zijn artistieke helft. Op dat moment verschijnen twee ‘gewone’ mensen in het bureau van de theaterdirecteur; en het blijkt aanstonds: als de directeur hun de keus laat tussen vrijbiljetten voor een goed stuk en een revue, kiezen zij de revue. Zij kiezen de romantiek, omdat zij zelf ‘niets romantisch beleefd hebben....’
Hier zet het tweede motief van Monckton Hoffes spel in. De levens van deze twee ‘gewone’ mensen gaan zich afspelen in de verbeelding van de auteur, en deze verbeelding wordt ons voorgezet in negen taferelen. Het blijkt, dat de ‘gewoonheid’ van deze levens niet gewoon is, dat m.a.w. de gewoonheid slechts een kwestie is van perspectief. Het z.g. ‘gewone’ leven is romantischer en zelfs sensationeler dan het spannendste gefingeerde drama. Achtereenvolgens trekken de episoden van een huwelijk, financiële misères, gevolgd door een faillissement, een kind, een scheve liefdesrelatie van die dochter met een huisvriend, en haar dood aan ons voorbij ..."

 

Ter Braak vindt het stuk zwak:

"Het ligt echter geheel in de lijn van Albert van Dalsum om van middelmatige stukken een eersterangs vertolking te geven. De regie van Van Dalsum schijnt bij minder sterke teksten dikwijls zelfs gebaat; in ‘Phaea’ had men een analoog geval. ... De Amsterdamse Toneelvereniging heeft over de zwakke plaatsen van het stuk werkelijk fenomenaal heengespeeld en vooral geprofiteerd van wat in de conceptie een fout is; de wijdlopigheid van de auteur... Van Dalsum en Defresne (men herinnert het zich van ‘Phaea’ en ‘Gijsbreght’) zijn regisseurs van baanbrekende betekenis, en dat komt in de eerste plaats tot uiting in de wijze, waarop zij de schrijver het overwicht uit handen nemen. ... De bezetting was bovendien uitstekend. De Amsterdamse Toneelvereniging beschikt over krachten, die misschien ook in andere gezelschappen aanwezig zijn, maar zeker niet zo voortreffelijk benut worden en door het overwicht van de regie in een ensemble gebonden.
Cruys Voorbergh en Charlotte Köhler waren als James en Mabel Barcaldine, de twee ‘gewone’ mensen, beiden volkomen op hun plaats en zeer op dreef; in Cruys Voorbergh verliest het Nederlandse toneel een acteur, die veel pijlen op zijn boog heeft."

 

De getalenteerde Cruys Voorbergh vertrekt na deze voorstelling naar Amerika. Het artikel van Ter Braak in Het Vaderland is hier ingekort.

  Terug