In Hamlet van Shakespeare vermoordt Claudius zijn broer koning Hamlet, trouwt met diens vrouw Geertruida en gaat zelf op de troon zitten. De zoon van Koning Hamlet - prins Hamlet - doodt zijn oom Claudius. Verkade regisseert en speelt prins Hamlet. Fie Carelsen, die in 1914 gelijk met Van Dalsum bij de KVHNT werd aangenomen, speelt Koningin Geertruida.

 

[Claudius] was eigenlijk mijn eerste ontdekking van een karakter. Verkade had de merkwaardige eigenschap om ‘n acteur vrij te laten, zoveel als nodig was om hem te laten bouwen aan zijn eigen inzicht en om de capaciteit tot acteren te realiseren... Hij werkte niet naar accenten toe, hij wilde ‘n vrijheid die je zèlf dwong het karakter te ontdekken. Claudius was het eerste belangrijke dat ik bij Verkade deed. Ik kwam er achter dat in één rol wel drie of vier karaktertrekken zitten... om op zichzelf één karakter op te leveren, je moest niet aldoor op één aambeeld hameren. Claudius is ‘n moordenaar die het ook weer niet kan, moorden ... vandaar die bitse toon en vandaar dat hij koningin Geertruida haar eigen Hamlet liet doden.

 

"Dit is de zeer bijzondere eigenschap in het spel van van Dalsum, zijn personages hebben altijd een eigen atmosfeer; hij heeft de gave de toeschouwers te dwingen naar hem te luisteren. Zijn koning Claudius-creatie in ,,Hamlet” is hiervan een voorbeeld. Zoals hij deze sterk-slechte koning speelt, is de Claudius-rol tevens een sleutel tot de Hamlet-figuur. Allen in Hamlet’s omgeving geloven aan zijn ,,gek-zijn” maar de Claudius van van Dalsum, in een durende angst en zelf door zijn moorddaad gedwongen steeds te simuleren, voelt intuïtief, dat Hamlet krankzinnigheid voorwendt en haat en vreest hem nog meer dan te voren. Deze haatangst om eigen veiligheid, die vrees voor wat Hamlet in de zin mag hebben, dat bezeten zijn door demonen speelt van Dalsum met een geweldige duistere kracht, een beheersing van al zijn prachtige middelen, zó dat de Claudius-figuur ons begrijpelijk wordt: wij begrijpen het zich-gek-houden van Hamlet, die de moordenaar nu kent en zeer goed weet, dat alle hovelingen zijn stiefvader zullen helpen tegen hem. Maar van Dalsum speelt de koning zó, dat de vrees van de laffe hovelingen begrijpelijk is; wij begrijpen, dat Hamlet’s moeder, een sensuele vrouw, in de macht van dezen sterk-slechte man geraakte en medeplichtig werd aan den moord op haar echtgenoot, de edele koning Hamlet.
In vroeger jaren was een lyrisch-romantische vertolking van de Hamlet-figuur bijna voldoende een gehele Hamlet-vertoning te dragen. Wij zien nu door van Dalsum’s verbeelding, dat zonder een geweldige ,,koning Claudius” elke Hamlet-opvoering, hoe goed overigens, ten enenmale onvoldoende is, ook omdat de Claudius-figuur zo gespeeld, als contrast prins Hamlet nog sterker doet uitkomen" (Kramer 1925).

 
  Terug