Van Dalsum regisseert en speelt de eerste Gijsbreght na de oorlog: Men zou in de kloosterontheiligende Diederik van Haarlem een SS-man kunnen zien en in de uittocht uit Amsterdam de rampzalige der laatste jaren kunnen herkennen. ... „De liefde tot zijn land is ieder aangeboren" zal in onze harten een hernieuwde weerklank vinden en geen generatie van Amsterdammers dan de onze zal wellicht met groter ontroering hebben aangehoord: "De vijand, zonder dat wy uytkomst durfden hoopen, Is zonder slag of stoot vanzelf het veld verloopen."

 

koninglear_t105-1

Loudi Nijhoff als Badeloch en Van Dalsum als Gijsbreght. Foto's Maria Austria

 

Ferd. Sterneberg:"Het hemelse gerecht heeft zich ten lange leste. ... Nooit hebben die woorden zo diepe betekenis gehad. ... Ik werkte mee aan deze historische voorstelling en kwam er eerst pas veel later aan te pas, maar ik wilde me deze opkomst op dit moment niet laten ontgaan en stond samen met Groenier in de coulissen te kijken. Ook als onze ogen niet vol tranen hadden gestaan, zouden we geweten hebben dat we op dit moment hetzelfde ondergingen en dat we het erover eens waren dat niemand beter dan Van Dalsum ons aller gevoelens kon vertolken" (Ferd. Sterneberg in Het Parool, 6 okt. 1964).

 

Jan B. Brusse in De Waarheid (2 jan. 1946) over deze "Historische Gijsbrecht van Aemstel" 1 en de daarop volgende Bruiloft van Kloris en Roosje:

 

"Vondels 'Gijsbrecht van Aemstel, ondergang van zijn stad en zijn ballingschap" is op drie honderd en vijf achtereenvolgende Nieuwjaarsavonden in de Amsterdamse Schouwburg opgevoerd. Oorlogen, bezettingen, crises, niets heeft deze goede oude traditie kunnen verstoren. En zo heeft dan het Amsterdams-Rotterdams toneelgezelschap gisteravond in de Stadsschouwburg de eerste voorstelling van dit treurspel na de bevrijding op het toneel gebracht in een grootse, feestelijke voorstelling.

 

In de oorlog, die achter ons ligt hebben verschillende steden door de belegering die zij hebben doorstaan een roem verworven, die door de eeuwen za1 blijven voortklinken. Stalingrad, Cannes, Leningrad en in ons land Arnhem zijn enkele van deze in de oorlog historisch geworden namen. De strijd, die Vondel in zijn Gijsbrecht beschrijft, de strijd om en de belegering van Amsterdam staat in verhouding tot b.v. de slag om Stalingrad als het zwaard staat tot de atoombom. Rond Stalingrad vochten miljoenen soldaten met tanks, vliegtuigen en bommen; in Amsterdam vochten enkele honderden manschappen met zwaarden en rameien. Men zou geneigd zijn te geloven, dat ons deze strijd, na de onmenselijke oorlog die achter ons ligt, als klein en onbeduidend zou voorkomen, maar het tegendeel is waar. De macht van Vondel is zo groot, dat we de verhoudingen vergeten en dat we niet denken aan een belegering, die meer dan vier eeuwen geleden heeft plaats gehad, maar dat we vergelijkingen gaan treffen en overeenkomsten zien met de jaren die achter ons liggen. Het stuk is voor de zoveelste maal actueel geworden.

 

Onder regie van Albert van Dalsum heeft het Amsterdams-Rotterdams toneelgezelschap er een bijzonder mooie, gestileerde voorstelling van gemaakt met fraaie decors en vaak zeer fraaie declamatie. Vooral de reien werden knap gezegd, waarbij in de eerste plaats Louis van Gasteren genoemd moet worden, die de Rei van Burghtzaten ontroerend eenvoudig heeft voorgedragen. Het is ondoenlijk het verdienstelijke werk van alle medespelenden te noemen. Laat ons mogen volstaan met onze bewondering te uiten voor Albert van Dalsum als Gijsbrecht en voor Ben Groenier in zijn zeer suggestieve vertolking van De Spie. Loudi Nijhoff als Badeloch was de enige die enigszins tegenviel. Haar spel en haar gebaar zijn niet klassiek genoeg om in dit door en door klassieke, voorname stuk op zijn plaats te zijn."

 

koninglear_t105-2

Het door Eduard Veterman gesigneerde exemplaar voor Van Dalsum (Uitg. Republiek der Letteren, 1 jan. 1946, collectie SvD)

 

"Hierna werd, de traditie getrouw op het toneel het bruiloftsfeest gevierd van Kloris en Roosje, waarvoor Eduard Veterman de nieuwjaarswens voor het jaar 1946 heeft geschreven. Zelden zal de belangstelling voor deze nieuwjaarswens zo groot geweest zijn als dit jaar, en zelden zal deze wens ook zo'n succes geworden zijn als dit jaar. Veterman heeft zich van zijn moeilijke taak op een zeer sympathieke wijze gekweten. Zijn tekst was vrolijk en licht, maar zijn kritiek op bepaalde toestanden was niet zoet en tam, zoals men dat helaas vaak gewend is, maar fel en zeer geestig. Vijf jaar hebben wij de opvoering van dit 'Zangspel' moeten missen. Tijdens de Duitse bezetting was immers geen kritiek mogelijk. Ook Thomasvaer (Paul Huf) was vijf jaar weggeweest. Hij kwam terug in een Canadees uniform en dat hij vindt dat de toestanden in zijn bevrijde vaderland nog lang niet in de haak zijn, blijkt uit zijn verschillende uitlatingen. De zuivering wordt bekritiseerd, de Joden en de illegale strijders herdacht, de doktoren, de studenten en de kerken, die de vijand getrotseerd hebben worden geroemd, Radio Oranje en Gerbrandy krijgen een veeg uit de pan:  

 

Terwijl wij hongerden als Ghandi
Vertelde ons de heer Gerbrandy
Jaar in, jaar uit, van 't vele dat
Men overzee bezonnen had.
Daar smeedden toegewijde mannen
Van vroeg tot laat aan toekomstplannen ...
Maar de bagage viel niet mee!
Geen sigaretten, wel M.G.,
Geen schoenen, fietsen, vet en kleren,
Wèl veel majoors en hoger heren.
De vrijheid bracht een lege huls,
Onder de zinspreuk: "Elck wat Kruls.
Tja Piet, nu kan ik mij begrijpen
Waarom Gerbrandy zit te knijpen
Voor 't langverbeid Beleids Rapport.
Ik vrees, dat het wat lijvig wordt,
En dat, bij vlotte gang van zaken
Zijn achterkleinzoon 't af zal maken... 2

 

Ook Indonesië komt aan de beurt:

 

En waar de groene rijst in 't sawah water baadt
Daar zaait men oude wrok en oogst men jonge haat.
De eeuwen staan niet stil, Jan Compagnie is dood.

 

Pieternel (Marie Hamel) zegt over de staking, die in Februari 1941 in Amsterdam uitbrak:

 

Het open sein tot strijd werd aan het IJ geblazen,
Toen het Teutoons geweld in 't Joods kwartier kwam razen.
Geen baatzucht was dan 't woord, maar Vrijheid die beval!
De Reiniging stond stil. De stadstram bleef op stal.
Het volk van Amsterdam heeft dat moment begrepen.
Het was de Vrijheid zelf, die men er weg zag slepen
Men lette op geen gevaar. Men lette op geen beurs.
Men vond op Kattenburg geen collaborateurs.
(Enthousiast applaus)

 

Plaatsgebrek weerhoudt ons nog meer uit Vetermans tekst over te nemen. Dat is jammer, want het zou de moeite waard zijn haar in haar geheel over te nemen. Zo is dus ook de beroemde bruiloft een succes geworden. Er is tijdens de opvoering opvallend veel geklapt en het was een genoegen om te kunnen constateren, dat ook het deftige première-publiek de radicale opmerkingen, die Veterman zijn bruiloftspaar in de mond legt, zo spontaan wist te appreciëren. De Stadsschouwburg van het goede oude Amsterdam heeft een Nieuwjaarsavond meegemaakt zoals zij er in vele jaren niet een had beleefd. Hulde voor het Amsterdams-Rotterdams toneelgezelschap!

 

  1. De voorstelling met ongeveer 75 acteurs, gezongen reien en muziek van Jo Juda o.l.v. Maurice van IJzer gaat veertien keer voor stampvolle zalen. "Hoogtepunt is de kleurrijke slotscène, als Gijsbreght's gezin, omringd door de terneergeslagen burgerij, de tere verschijning van de engel Raphael
    aanschouwt" (Het Vrije Volk 4 feb. 1946).
  2. De Joodse schrijver en tonelist Veterman kreeg van prins Bernard opdracht een boek te schrijven over de regering in Londen (de kabinetten Gerbrandy) en het Militair Gezag o.l.v. generaal Krul, maar die opdracht werd teruggetrokken wegens Veterman's kritiek op deze personen en instanties. Nog geen half jaar na de opvoering van zijn Kloris en Roosje kwamen Veterman en zijn vrouw om door een auto-ongeluk, waarbij ze werden aangereden door een legervoertuig. Het vermoeden dat hij werd geliquideerd, is nooit bewezen.

 

  Terug