Van Dalsum licht toe in het programma:
In zijn toneelwerk Gas I brengt Georg Kaiser de toeschouwer in een centrum van technische arbeid, in de grote krachtcentrale van de wereld: het ‘gas’ dat hier wordt geproduceerd voedt alle andere bedrijven der aarde. Het is de nieuwe drijfkracht voor alle machines. Kolen, waterkracht, elektriciteit zijn door dit product overtroffen. In materiële zin, zowel technisch als sociaal, is hier het meest volmaakte bereikt. De arbeidsformule, waarop dit bedrijf geconstrueerd is, heeft enerzijds het uiterste opgeëist aan intellect, anderzijds ieder materieel-sociaal vraagstuk terzijde gesteld. Geen verhouding meer van werkgever tot werknemer: een arbeidsgemeenschap met alle winst in alle handen; iedere arbeider is aandeelhouder in de winst, allen hebben gelijke rechten en verplichtingen. De leider, de zoon van de miljardair, de grootkapitalist, werkt als arbeider in het bedrijf als alle anderen.

 

In deze fabriek komt explosie. De arbeidsformule is wiskunstig juist en de explosie komt toch, tegen alle menselijke berekening in. Dan ontstaat de vraag, de vraag die Kaiser opwerpt voor de inhoud van zijn stuk: moet deze wijze van werken worden voortgezet, van explosie tot explosie, of een nieuwe weg worden ingeslagen? Is de techniek middel of doel voor de mens? Heeft deze razernij van arbeid de mens omhooggetild of heeft zij de mens als middel gebruikt? Woedde zij niet blindelings en liep zij zich niet te pletter door een tekort aan menselijke waarde? Waar is de geestelijke structuur, die dit geweldig-materiële bouwwerk omhoog moest houden?

 

g-s_t12f

Wim Schumacher ontwierp de alom geprezen decors voor Gas I in nauwe samenwerking met Van Dalsum, die in deze tijd geïnspireerd is door de constructivistische decors in de Sovjet-Unie (zie 1928 Het moderne Russische toneel)

 

Georg Kaiser dringt hier door tot onze sociale levensformule. Deze formule luidt: mechanisatie. Een onverbiddelijke formule, omdat zij geboren is uit noodzaak en zelfbehoud van het mensenras.
Noodzakelijke factoren zijn: exacte wetenschap — techniek-organisatie — en vooral specialisering van arbeid. Ieder is aangewezen op zijn nauwkeurig omgrensd en klein arbeidsveld, ieder moet zijn: een klein onfeilbaar onderdeel van het grote apparaat, maar mag ook niet meer zijn. In de fabriek is de arbeider niet meer dan één greep aan de hefboom, één druk op de knop, één mechanische beweging. De totaalmens wordt niet gevraagd, de machine denkt voor hem. Hij kan het bedrijf niet overzien, het product is niet zijn creatie, het is de creatie van de machine. Zo ook in de grote fabriek, de maatschappij. De politicus, de wetenschapsman, de techniker, alle zijn begrensd binnen hun gespecialiseerd arbeidsterrein, het eist al hun tijd en energie op; ieder is brokstuk, niemand is verantwoordelijk voor het geheel, niemand overziet het geheel, niemand kan zich meer rekenschap geven van het doel. Georg Kaiser zegt: Maar het product, dat gij allen tezamen maakt, en dat niemand overzien kan, is gas! Het is een ontplofbaar en gevaarlijk product, want het is uit materiële wil met materiële middelen geschapen. Er is geen geestelijk richtsnoer, mens is tot middel geworden, Wij hebben statistieken, maar geen openbaringen, wij leven bij nuttigheid en partijdiscipline, maar niet bij liefde, en toch kan en mag dit monstrueuze raderwerk, dat gij hebt gebouwd niets zijn dan een schakel in de geestelijke evolutie van het levende.

 

De enkeling, die tegen dit onverbiddelijk systeem zal ingaan en de mens komt opeisen, zal zich te pletter lopen. Wanneer na de explosie de leider, de idealist, de mensen toeroept: ‘Zamelt u uit de verbrokkeling, en staat op uit deze verminking, weest mensen!’ stuit hij op een angstige beroepsbegrenzing, niemand durft uit die kooi uit te breken.
Tegen de arbeiders zegt hij: ‘Gij zijt meer dan één hand aan de hefboom, dan twee ogen voor een peilglas, eeuwig en volkomen zijt gij van de oorsprong!’ Zij antwoorden: ‘Wij kunnen niet anders, wij moeten werken, het is ons beroep.’ Tot de ingenieur zegt hij: ‘Ben je niets dan een met huid omspannen rekenformule? Waar ben je als mens, met bloed, met zenuwen en zinnen? Wees toch een mens!’ De ingenieur antwoordt: ‘Deze opdracht aanvaard ik niet, dit is niet mijn beroep!’ Alleen en gebroken blijft hij uit deze strijd over, maar één mensenleven is ook te kort om dit te volbrengen; zijn dochter zal zijn overtuiging verder dragen, en na hen het kind, dat zij zal baren.

 

g-s_t12g

Decor van Schumacher voor de fabriekspoort

 

Gas I is Van Dalsum's vervolg op Improvisaties in juni (1926), waarin de mens wordt geregeerd door de dollar en gereduceerd tot slaaf van de gemechaniseerde industrie. George Kaiser, misschien wel de belangrijkste expressionistische toneelschrijver, schreef Gas I  in 1918, het laatste jaar van de Eerste Wereldoorlog. In Gas I heeft de idealistische zoon het miljardenbedrijf van zijn kapitalistische vader, waar gas geproduceerd wordt voor de oorlogsindustrie, veranderd in een socialistische onderneming waarin allen het voor het zeggen hebben en de winst delen. Als de machines ontploffen raken de arbeiders werkeloos. Ze eisen het ontslag van de ingenieur, die later geen schuld blijkt te hebben, want zijn formule was juist. De idealistische directeur bezweert ze bij een stakingsbijeenkomst de vernietigende machines af te zweren, omdat die met dezelfde formule nog meer onheil zullen veroorzaken. Hij wil de vernielde gasfabriek niet herbouwen en de arbeiders op zijn terrein een vrediger bestaan laten opbouwen. De ingenieur komt tussen beiden. Hij houdt de werkende massa voor hoe verachtelijk laf hun leven zou zijn als ze boer zouden worden en vertelt meeslepend hoe de techniek in de toekomst de wereld zal beheersen. Daarop roepen de arbeiders hem uit tot hun nieuwe leider. Als de zoon volhardt, grijpt de regering in, omdat het gas onontbeerlijk is voor de wapenindustrie. Het fabrieksterrein wordt onteigend en de arbeiders keren juichend terug naar de sleur en stenigen hun 'redder' bij de poort. De radeloze directeur laat zijn dochter beloven een nakomeling te baren die zijn idealen kan voortzetten. In het niet door Van Dalsum opgevoerde vervolg Gas II wordt de toekomstvisie van de ingenieur realiteit: de wereld is totaal gemechaniseerd en de mens is voor altijd het slachtoffer van machines en oorlog.

 

g-s_t12h

Vierde bedrijf, de stakingsbijeenkomst van de arbeiders

 

Volgens Logt 2008 werd het expressionistisch drama in Nederland tot dan toe beschouwd als curiositeit of hoogstens een nieuwe artistieke vorm, maar ligt bij Gas I voor het eerst de nadruk op de politieke lading. Die lading is in 1928 erg actueel en is het nog steeds: arbeid versus kapitalisme, de oorlogsindustrie (in WOI maakten 'OWers'  zoveel oorlogswinst, dat het aantal Nederlandse miljonairs sterk toenam), het gevaar van extremisme bij zwak leiderschap, de voor en tegens van democratie waarin de massa het voor het zeggen heeft, vervreemding en eenzaamheid enz. Natuurlijk waren de meningen over Van Dalsum's Gas verdeeld. Dat was ook de bedoeling. Heel de wereld discussieerde over deze onderwerpen. Stukken van Kaiser werden in 1928 tot in Peking opgevoerd. De pers is verheugd dat Kaiser's belangrijkste stuk nu eindelijk ook in Nederland wordt opgevoerd.

 

Van Dalsum vertaalde zelf het stuk en doet de regie. Hij speelt de ingenieur, Verkade de directeur en 250 figuranten van de Arbeiders Jeugd Centrale onder leiding van Koos Vorrink de werkende massa. Zijn regie is zoals Kaiser het bedoeld heeft. "Niet zozeer individueel spel, waartoe hier geen mogelijkheid is ─ maar taferelen als de fabrieksexplosie, die van een sensationeel effect is met haar loeiende, knallende en daverende catastrofe, als de starre, voortreffelijk gegeven vergadering der fabrieksheren, als, vooral, de grote massascènes van de grauwe en uniforme menigte in het licht van de booglampen, die telkens woelt wemelt van een machtige spanning: een prachtig stuk massatoneel van regie en spel, in detail hier en daar misschien nog wat krampachtig, maar als geheel het gebeuren van de avond" (Werumeus Buning in De Telegraaf). Volgens Buning was de voorstelling interessant en boeiend en het applaus ovationeel. Toch gaat de voorstelling maar zes keer, omdat Gas I als een rode vlam afsteekt tegen de pasteltinten van Verkade's repertoire (Pos 1971). Het Verkade-publiek moet er niets van hebben. Van Dalsum en Vorrink organiseren daarna met gemeentesubsidie nog een gratis openluchtvoorstelling voor arbeiders op het ijsclubterrein in Amsterdam, waarvoor Werkspoor een grote machine als decor ter beschikking stelt.

 

g-s_t12i

Links Verkade als de fabrieksdirecteur met rechts als arbeiders Kommer

Kleyn, Frits van Dijk en Paul Huf.

 

Gas I is de aanleiding, maar niet de oorzaak, dat Van Dalsum Verkade verlaat. Verkade had argwaan en vrede met me. Tot zijn argwaan losbrak, toen ik Gas van Georg Kaiser lanceerde. Dat was hem te mal.‘Meneer Van Dalsum’, zei hij, ‘u moet oppassen, u moet geen kooltjes planten ter eigen consumptie in andermans tuin.’ Toen wist ik, dat ik het zelf moest gaan doen. Verkade voelt zich bedreigd, maar Van Dalsum had alleen een vacuüm opgevuld, dat Verkade zelf had geschapen. Het Verenigd toneel van Verkade en Verbeek bestaat uit twee gezelschappen die volstrekt geen eenheid en signatuur vormen (zie 1924). De kritieken op Gas I vertellen Verkade, dat het Van Dalsum is, die richting aan dat vormeloze geheel geeft. En dat daarom een groep jonge acteurs zich om Van Dalsum heen is gaan scharen, die zolangzamerhand een gezelschap binnen zijn gezelschap vormen, waardoor zijn gezelschap van binnenuit verzwakt is. En dat zij de voorstelling dragen, waarin de Verkade- en Verbeekacteurs volstrekt onbruikbaar zijn.

 

De vermaning van Verkade is begrijpelijk en Van Dalsum's reactie ook. Uit respect voor elkaar laten ze het hierbij, maar mevrouw Verkade meent in de biografie over haar man (1978) Verkade te moeten verdedigen door de feiten te verdraaien, waarmee ze hem noch zichzelf een goede dienst bewijst. Door de enige slechte kritiek (Het Volk) te citeren met weglating van alle anderen, probeert ze opzettelijk Van Dalsum's regie en het stuk, dat Verkade niet lag, te kleineren. De kritieken van De NRC, Het Algemeen Handelsblad, De Telegraaf, Het Haarlems Dagblad, De Groene Amsterdammer en Het Vaderland zijn allemaal overwegend positief. Dat daarin staat, dat Van Dalsum als de ingenieur uitermate sterk is en Verkade als de fabrieksdirecteur uitermate zwak, verzwijgt mevrouw Verkade geheel. Verkade beaamde zelf ook dat hij niet geschikt is voor dit soort modern toneel (zie 1923 Bouwmeester Solness).

 

  Terug