Malvolio is de hofmeester van gravin Olivia. Haar andere bedienden en nar nemen hem in de maling met een brief, die zogenaamd door Olivia is geschreven, waarin staat dat zij heimelijk verliefd op hem is en wil dat hij naar haar lacht en gele kousen met gekruiste linten draagt, terwijl ze daar juist een hekel aan heeft (voor de verdere inhoud van Driekoningenavond zie de opvoeringen van 1947 en 1952).

 

Volgens Johan van der Woude is de Malvolio van Van Dalsum een heel andere dan de op en top ijdele Malvolio van Paul Huf bij het ATG in 1952: "Logger van postuur, hij schrijdt niet, hij schommelt op logge voeten voort. Hij is niet zo op zichzelf gesteld en wantrouwig jegens wat anderen nu werkelijk menen, hij is boerser, ronder, vriendelijker en bepaald veel dommer. Hij is bovendien niet zo ijdel om aan te nemen, dat de gravin op hem verliefd zou zijn; hij vermeit zich slechts in de zaligheid àls het zo zou zijn. En als zij hem dan met gekruiste kniebanden om zijn benen wil zien, dan zal hij dat zeker doen, likkebaardend en al, en als zij dan wil dat hij een grote mond tegen haar oom Tobias opzet, dan zal hij haar onvoorwaardelijk gehoorzamen. Want deze Malvolio is een trouw dienaar, die gnuift als hij aan het goede leven denkt dat, wie weet, hem beschoren zou kunnen zijn. Een goedaardige Malvolio dus, een glimlachende, die zich aan wensdromen overgeeft, een bediende in de livrei van een dignitaris, een lakeienziel met lubben en pluim op de hoed als de tekenen van zijn waardig- en nietswaardigheid. Een klein hart in het lichaam van een kolos. Die Malvolio hoorde in deze voorstelling en het is een rol van allure" (Nieuwsblad van het Noorden, 2 jan. 1957). En Gomperts in Het Parool van 2 jan. 1957: "Ik heb de rol enige tijd geleden door Laurence Olivier in Stratford zien spelen, maar ik moet zeggen dat Van Dalsum hem in detaillering van zijn persoonlijkheid overtreft. Hij doet het wat trager en nadrukkelijker dan de Engelse acteur, waardoor wel eens het nadeel ontstaat, dat het blijspel-tempo wordt aangetast, maar daartegenover staat zo’n rijke en toch beheerste uitbeelding van de bekrompen en haan-achtig zelfingenomenheid dat alle komische en tragische aspecten van de rol tot hun recht komen".

 

bovenstrijd_t177

Driekoningenavond van Shakespeare bij de Haagse Comedie in regie van Cees Laseur. Van Dalsum als Malvolio met Ida Wasserman en Enny Meunier. Foto Lemaire en Wennink

 

In de vernieuwde Hamlet van Shakespeare met Coen Flink in de titelrol speelt Van Dalsum Polonius, Prins Hamlet's opportunistische adviseur, die bespioneert en hecht aan ceremoniële status. "Polonius hebben wij nu eens niet ontmoet als de seniele malloot, maar als slimme, wat doortrapte hoveling, die in zijn ouderdom teert op zijn intrigantenkwaliteiten. Albert van Dalsum heeft hem gespeeld als een praatzieke sluweling, een man die nog teren kan op zijn autoriteit aan het hof: een irritant kletser, die men niettemin nog duldt"(Ben Stroman, Algemeen Handelsblad 2 oktober 1957).

 

Bert Voeten schrijft in een exemplaar van zijn nieuwe vertaling: "Voor Dally - magistrale Polonius, in bewondering van zijn Bert Voeten". Zo magistraal, dat hij iedereen wegspeelt. Kennelijk kon regisseur Paul Steenbergen hem niet in toom houden. "Albert van Dalsum maakte een kostelijk personage van de ijdele, praatgrage diplomaat Polonius. Een nadeel van zijn optreden was dat van Hamlet en zijn verwanten weinig overbleef als hij op het toneel stond" (Gomperts in het Parool). Jeanne van Schaik-Willing maakt in De Groene Amsterdammer van 26 okt. 1957 bezwaar tegen dit toneelgeweld: "Van Dalsum wekte bij elke uiting daverend gelach, niet om zijn aftandsheid maar om zijn stijl van denken. Ik vraag me echter af of dit effect niet in zijn nadeel moet worden geduid. Weliswaar is de kortzichtigheid, het constant verkeerd schatten van situaties bij deze oude hoveling belachelijk, maar we zien de belachelijkheid door de bril van, in contrastwerking met Hamlet. Laat ons niet vergeten dat er honderd Poloniussen zijn tegen één Hamlet. Dat de herenboekjes van alle landen vol staan met zijn geestverwanten. Dat het gemiddelde bittertafel-gesprek zich niet boven zijn peil verheft. Dat de meest gelezen kranten en bladen overal op zijn mentaliteit zijn afgestemd. Het feit dat de elite-figuur Hamlet ons de ogen opent voor zijn banaliteit en confectiementaliteit mag ons de zaak niet in verkeerde verhouding doen zien. Van Dalsum speelde niet Polonius, maar een zeer geaccentueerde visie op hem zoals in een cabaret de draak kan gestoken worden met de levensopvatting en de stupiditeit van zekere heren met ridderordes en hoge posities. Hij viel uit de toon, omdat hij in een andere, elke hoedanigheid accentuerende stijl speelde, dan zijn omgeving die meer fijntjes suggereerde en de conclusies aan ons overliet. Polonius' zozeer in reliëf gebrachte belachelijkheid temidden van meer vlak gehouden figuren was vooral in het nadeel van Do van Stek [Ophelia, de dochter van Polonius] omdat het geloof in de liefde voor, de gehoorzaamheid aan de vader erdoor bedreigd werd."

  Terug